Orpheus Magazine: Topsportartiest René van Meurs
Orpheus Magazine > Orpheus Magazine: Topsportartiest René van Meurs
Mentaal
“Er is een groot verschil tussen een comedyclub en een theater. In een comedyclub speel je tien minuten en trek je korte sprintjes. Je wilt zoveel mogelijk scoren, het liefste boven in de kruising. Het is een arena en het is zwaar. Zwaarder dan in een theater waar ik anderhalf uur speel. Dat is een marathon, maar ik kan de omstandigheden helemaal naar mijn eigen hand zetten.”
Fysiek
“Ik hoef alleen te staan hè. En ik loop wat heen en weer. In Toomler train ik alleen mijn rechterbeen. Maar ik speel 2636 niet vaker dan drie keer in de week. Ik ben vader geworden en iedere ouder weet: een baby hakt er in en vreet een hoop energie. De voorstelling zou ook eerst over onze verhuizing van Schipluiden (postcode 2636) naar de Randstad gaan, maar gaat nu over vaderschap."
Concentratie
“Alles staat of valt met concentratie. Heb ik die niet door welke omstandigheid dan ook, dan speel ik een slechte voorstelling. Dan ben ik niet alert, pik ik de geluiden uit de zaal niet op en beleef ik mijn eigen voorstelling niet. Ik ben ook scherp op ‘kijken’ naar mijn publiek, voor zover ik ze vanaf het podium kan zien. Als ik echt goed speel, verras ik mijzelf nog steeds het meest.”
Zenuwen
"Ik heb niet meer de bibbers als ik in de coulissen sta, vlak voor aanvang. Maar ik denk nog wel vaak: ‘waar begín ik aan?’ En dan zucht ik ‘pffffff..., oké’ en stap het licht in. In een theater is het ‘veiliger’ dan in Toomler, de comedyclub waar ik ook vaak sta. Daar zit het publiek om je heen en bovenop je. Dat kan meedogenloos zijn.”
Mimiek
“Je moet als cabaretiercomedian geloofwaardig overkomen. Laurens is toneelregisseur en heeft mij heel veel bijgebracht. Ik kan verdriet echt spelen nu, terwijl ik in het verleden ‘echt verdriet’ speelde. Daar zit een subtiel verschil in. Ik maak in 2636 ook écht ruzie met mijn vader, ik voel het echt.”
Valkuilen
“Heel af en toe gebeurt het nog wel eens dat ik in het theater sta en daar de eerste minuten vol gas geef. Alsof ik stand up in Toomler sta te doen. In het verleden was ik dan na tien minuten bekaf en zag ik de zaal stomen. Maar dan moest ik nog vijf kwartier! Mijn regisseur Laurens Krispijn de Boer heeft me die drang tot scoren afgeleerd. Ik herken het nu bijtijds.”